Met de snelle ontwikkeling van de moderne landbouw is de transplanteermachine heeft als efficiënt gemechaniseerd apparaat geleidelijk de traditionele handmatige transplantatiemethode vervangen. De hoge efficiëntie, precisie en arbeidsbesparende eigenschappen hebben ervoor gezorgd dat steeds meer boeren ervoor kiezen om deze apparatuur te gebruiken. De werking van de plantmachine brengt echter veel veiligheidsproblemen met zich mee. Als het niet op de juiste manier wordt gebruikt, kan dit niet alleen schade aan de apparatuur veroorzaken, maar ook ernstig letsel veroorzaken bij de bediener en het omringende personeel. Daarom moet u bij het bedienen van de plantmachine de relevante veiligheidsmaatregelen strikt opvolgen om de veiligheid en efficiëntie van de operatie te garanderen.
Veiligheidsinspectie vóór gebruik
Voordat u de plantmachine elke keer gebruikt, is het van cruciaal belang om een uitgebreide inspectie van de apparatuur uit te voeren. Dit omvat een gedetailleerde inspectie van belangrijke componenten zoals de motor, het transmissiesysteem, de transplantatiemachine en het besturingssysteem om ervoor te zorgen dat elk onderdeel niet beschadigd, los zit en goed gesmeerd is. Bovendien mag de inspectie van de werkomgeving niet worden genegeerd. De operator moet het terrein, de bodemtextuur en mogelijke obstakels op het werkveld beoordelen om er zeker van te zijn dat het veld vlak en vrij van kuilen is, en alle obstakels elimineren die de veilige werking van de plantmachine kunnen beïnvloeden. Tegelijkertijd moeten de veiligheidsvoorzieningen van de plantmachine (zoals beschermkappen en relingen, enz.) intact zijn om te voorkomen dat operators of ander personeel tijdens het gebruik per ongeluk gevaarlijke gebieden betreden.
Veiligheidsvoorschriften tijdens bedrijf
Tijdens de daadwerkelijke bediening moeten operators ervoor zorgen dat ze de juiste beschermende uitrusting dragen, zoals veiligheidshelmen, oordopjes, een veiligheidsbril en veiligheidshandschoenen, om het risico op accidenteel letsel te minimaliseren. Bekendheid met de bedieningsprocedures is een ander belangrijk onderdeel van het waarborgen van de veiligheid. Operators moeten de bedieningsprocedures van de plantmachine volledig begrijpen en de juiste bedieningsmethoden beheersen om schade aan apparatuur of persoonlijk letsel als gevolg van onjuiste bediening te voorkomen. Tegelijkertijd is het tijdens de werking van cruciaal belang om een hoge mate van waakzaamheid te handhaven. Operators moeten altijd letten op veranderingen in de omgeving en de bedrijfsstatus van de apparatuur. Als er een abnormaliteit of noodgeval wordt geconstateerd, moet de machine onmiddellijk worden stopgezet en moeten overeenkomstige maatregelen worden genomen. Bovendien is de draagcapaciteit van de transplantator beperkt en moeten operators overbelasting vermijden om schade aan de apparatuur of het beïnvloeden van het transplantaateffect te voorkomen. Volg strikt de instructies en bedieningsprocedures van de fabrikant, vooral bij het aanpassen van de afstand en plantdiepte van de plantmachine. De handeling moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de groeikarakteristieken en plantvereisten van het gewas.
Veiligheidsbehandeling na gebruik
Na de operatie is een uitgebreide inspectie van de plantmachine een belangrijk onderdeel om de goede staat van de apparatuur te garanderen. De operator moet ervoor zorgen dat alle onderdelen niet beschadigd of los zitten, en het vuil, de resten en het onkruid op de apparatuur verwijderen. Het uitschakelen van de stroomvoorziening is een belangrijke maatregel om onbedoeld opstarten te voorkomen. De operator moet na het stoppen van de machine onmiddellijk de stroomtoevoer naar de plantmachine uitschakelen om ongelukken veroorzaakt door verkeerde bediening of defecte apparatuur te voorkomen. Bovendien mag de veilige opslag van apparatuur niet worden genegeerd. De plantmachine moet worden opgeslagen in een droge, geventileerde omgeving zonder corrosieve gassen, waarbij direct zonlicht en regen worden vermeden. Tegelijkertijd moet de opslaglocatie vrij zijn van brandbronnen en brandbare voorwerpen om brandongevallen te voorkomen.